Natuur & Wet


Hazenjacht



Vraag:

Hoe zit het precies met de hazenjacht?

Antwoord:

Jagers mogen hazen van 15 oktober tot en met 31 december schieten. De haas is bij menig kerstdiner niet alleen onderwerp van gesprek, maar vaak ook het slachtoffer. In Nederland worden jaarlijks veel hazen geschoten.

Toelichting:

De haas - het haas zegt de jager - is een algemeen voorkomende, beschermde diersoort waarop al sinds mensenheugenis (met hagelgeweren) gejaagd wordt. De conclusie kan dan ook gemakkelijk zijn: 'Hazen kunnen tegen de jacht'. Gezien de hazenstand op sommige plaatsen mag dat zo lijken, maar blijft natuurlijk dat je ze niet móét bejagen. Je mag ze ook gewoon hun gang laten gaan.

Daar staat tegenover dat hazen schade kunnen aanrichten aan landbouwgewassen en fruitboomgaarden. Gangbaar is dat deze schade op verzoek van de grondgebruiker bestreden wordt met geweren. Daarbij mogen met ontheffing lichtbakken worden gebruikt: sterke schijnwerpers om de dieren 's nachts te kunnen opsporen. In het licht 'gevangen' hazen kunnen eenvoudig worden geschoten.

De noodzaak om de schade te bestrijden of te voorkomen moet wel aantoonbaar zijn en het moet belangrijke schade aan gewassen betreffen die al ís ontstaan of dréígt te ontstaan, aldus de Flora- en faunawet. Schadebestrijding door te doden (dus buiten de jachtperiode) mag alleen als er geen andere oplossing meer is, als verjagen via knalapparaten, ritselfolie, geurstoffen enz. niet voldoende zijn.

Hazen worden meestal bejaagd door middel van de zogenaamde drijfjacht. Een aantal drijvers gaat in lijn over de percelen en jaagt de hazen uit hun schuilplaatsen in de richting van de verdekt opgestelde jagers. Zo kunnen grotere gebieden worden afgewerkt en ook meerdere hazen in kortere tijd geschoten worden. Vanwege de massaliteit van de deelnemers en de slachtoffers onder de hazen, wekt dit vaak weerzin op bij natuurminnaars.

Een andere - wat rustiger - methode is het jagen voor de voet. Daarbij gaat een enkele jager - of hooguit een paar - met een hond en een enkele drijver de percelen af. Dit is veel arbeidsintensiever, maar minder belastend voor de hazen en voor de rest van het dierenleven.

Bij de hazenjacht mogen jagers andere dieren verstoren, maar alleen als het niet anders kan en zo beperkt mogelijk (zorgplicht art. 2). Opzettelijke verstoring is verboden (art. 10). In ganzengedooggebieden bijvoorbeeld mag zeer beperkt gejaagd worden op hazen. Het is overigens niet helemaal zeker dat dit niet in strijd is met de Europese regels.

Het ministerie van LNV heeft regels opgesteld. Zo mag men in de foerageergebieden van ganzen jagen na 12.00 uur. Eenmaal per jaar mogen jagers een hele dag jagen. Dat is wel vreemd omdat boeren geld krijgen om de tafel voor de ganzen gedekt te houden. Boeren worden zo dubbel betaald: het genot van de jacht op hazen wordt verhuurd en hij ontvangt ook nog een schadevergoeding. Het gaat ten slotte om de bescherming van de ganzen tegen verstoring. Jagers moeten daarom ook in ieder geval 500 meter afstand houden.

Het is onvermijdelijk dat jagers, hoe voorzichtig zij ook zouden zijn, soms een haas met jongen opjagen en doden. Dat dit desastreuze gevolgen heeft voor de jongen die moederloos in het hazenleger achterblijven is duidelijk. Een opgejaagde haas die eigenlijk niet van die plek weg wil, is dan ook een overduidelijk teken dat er jongen zijn. Maar niet altijd zijn de signalen zo duidelijk en blijkt er later uit de tepels van de dode moerhaas nog melk te stromen…

In een dergelijk geval dient de jager, zoals hierna verder uiteengezet, de onfortuinlijke jonge haasjes op te zoeken en deze bij een oordeelkundig asiel onder te brengen. Het zal duidelijk zijn dat weinig jagers dit over hun hart zullen kunnen verkrijgen; ik ken in ieder geval geen voorbeelden van een dergelijke zorgzaamheid. Hij zou ze echter volgens de regels van de Flora- en faunawet ook gewoon mogen doden met het geweer of de hond. Laten verhongeren in het veld kan in ieder geval nooit.

Een jager is verplicht te zorgen dat een dier door de jacht niet meer lijdt dan strikt onvermijdelijk. Dit is vastgelegd in artikel 47 van de Flora- en faunawet. Overtreding kan worden bestraft met een gevangenisstraf van 2 jaar of een geldboete van € 16.750.

Deze verplichting houdt bijvoorbeeld ook in - naast het hierboven geschetste over de jongen - dat een dier dat kennelijk is aangeschoten, zo snel als redelijkerwijs mogelijk is (het liefst met een goede jachthond) wordt opgezocht en doodgemaakt. Dat dit soms geen fraaie vertoning is, is evident. Enig toezicht hierop van belangstellenden kan dan ook geen kwaad.

Hazen zijn dieren van de vlakte, en akkerbouw- en weidegebieden zijn dan ook plaatsen waar zij het meeste voorkomen. Jongen worden meerdere keren per jaar, vaak al heel vroeg in het voorjaar en zelfs december is geen uitzondering, in een eenvoudig kuiltje ter wereld gebracht in ruige hoekjes en slootkanten.

Dat is trouwens een heel gevaarlijke plaats om een hazenleven te beginnen: vaak worden slootkanten in het voorjaar door boeren uitgebrand, dat is immers gemakkelijker dan maaien. Dat vuur niet bij jonge hazen ophoudt zal duidelijk zijn en de gevolgen laten zich raden.

Dat uitbranden van ruigten en slootkanten is echter verboden op grond van de Flora en faunawet. De Ffw legt in art. 2 een zorgplicht op en in art. 11 een verbod op om nesten, vaste rust- of verblijfplaatsen te beschadigen, te verstoren of te vernielen. Ook in de Algemene Plaatselijke Verordening zijn soms nog aparte stookverboden opgenomen, terwijl het Wetboek van Strafecht via artikel 157 en 158 zonodig nog een duit in het zakje kan doen vanwege het gevaar dat voor goederen ontstaat.

Het is duidelijk dat de grondgebruiker eerst moet vaststellen of er hazen voorkomen in de ruigten die hij wil verwijderen. Inventariseren dus en daarna de minst belastende methode toepassen. Dat kan betekenen dat de zeis moet worden gebruikt of misschien toch wel een zwaardere methode mag, bijvoorbeeld een maaimachine, maar dan wel zo dat deze zorgvuldig wordt toegepast.

Het lijkt allemaal tegenstrijdig met elkaar: in één wet de haas beschermen en tegelijkertijd de mogelijkheid openen hem te doden met geweren en honden. Dit komt omdat jagers zich mogen beroepen op de benutting van bepaalde diersoorten. Dat wil zeggen: de stand van hazen, en ook konijnen, wilde eenden, houtduiven en fazanten, lijdt er volgens de voorstanders van de jacht niet onder als deze worden bejaagd. De soort zal daardoor niet uitsterven, is de achterliggende gedachte.

Wat ecologen, dieren- en natuurliefhebbers daar ook van mogen vinden, jagers hebben het recht aan hun zijde als zij de jacht uitoefenen zoals de Flora- en faunawet dat toestaat en zoals hierboven geschetst.

Jan Hurkmans
Milieuvizier Opleiding en Advies
19 september 2006

Reageren? Klik hier.

Natuur & Wet