Vogeldagboek©


Kijk goed uit je doppen!

Lekker buiten uitwaaien, dat doen tal van mensen. Gewoon wat wandelen of fietsen om een frisse neus te halen of de zon op je bol te voelen, heerlijk ontspannend. Maar ja, als je een vogel ziet vliegen, of een vlinder, of als de kleuren van een mooie bloeiende bloem opvallen, wil je al snel iets meer weten van wat de natuur te bieden heeft.

Je ziet dan ook steeds meer mensen rondstappen met een verrekijker, met een vogelgids of een flora. Je mag aannemen dat de komende tien jaar het aantal 'grasduiners' nog sterk zal toenemen nu de hele naoorlogse generatie met vut of pensioen gaat. Maar ook vrouwen interesseren zich steeds meer voor de natuur, ik merk dat goed bij de aanmeldingen voor mijn natuurrubriek Vogeldagboek.

Voor echte 'natuurfreaks' gaat de belangstelling nog weer verder. Je hebt mensen die zich specialiseren in planten, insecten, zoogdieren of vogels. Het aantal vogelaars met een telescoop neemt fors toe, spectaculair breidt zich het aantal 'digiscopers' uit: vogels op grote afstand fotograferen met een digitale compactcamera op de telescoop.

Aan dat laatste die ik van harte mee, maar ik voel me toch vooral nog de polderjongen uit de Alblasserwaard, die in de weilanden van Oud-Alblas wat liep te scharrelen, alles wat je zag moest bekeken worden.

We klommen toen nog naar nesten in hoge bomen, zochten patrijzennesten in het lange gras (prachtig zo'n groot aantal glimmende olijfgroene eieren), sleepten met een netje door de sloten, voeren met een bootje, al dan niet met de hengel, over De Alblas en keken wat in de toen nog aanwezige grote rietkragen allemaal verborgen zat.

Natuurlijk is het zoeken naar nesten al lang voorbij, je wilt de vogels niet meer (ver)storen, maar dat scharrelgedrag verleer je niet. Als ik nu ergens wandel, kijk ik niet alleen in de lucht naar vogels, maar kijk ik ook vaak naar de grond.

Een muizengaatje, een uilenbal, een insect op een takje, een zwammetje dat ergens verborgen groeit, restanten van schelpdieren. Zo speurde ik onlangs in de modder van een uitgebaggerde sloot en vond daar poelslakken van zo'n zes centimeter, erg groot, daar is waarschijnlijk heel lang niet gebaggerd. Helaas waren de slakken beschadigd.

Beroepsvisser Bram van Wijk uit Groot-Ammers was onlangs bezig de grote vissen uit de Starrevaart in Leidschendam te halen, om te inventariseren wat er in die kunstmatige vogelplas allemaal zwom. Ik was verbaasd toen ik enorme brasems van zo'n zeventig centimeter zag met allemaal spikkels op het lichaam. Ik heb vroeger best veel gevist, maar ik kon me dat niet herinneren. Wist u dat mannetjes brasems, en ook voorns, paaistippen op het lijf hebben?

Langs diezelfde Starrevaart trapte ik op wat hards, knolletjes aan verdroogde stengels. Wat zou dat nou weer zijn? Thuis in het water gelegd, de modder er wat afgewassen en het bleek te gaan, zo heb ik na deskundig advies gehoord, om de knollen van heen, vroeger werd dat zeebies genoemd. Heel apart. Ik vond op diezelfde plek ook nog een uilenbal, het uitpluizen is altijd spannend, het leverde de schedel van een veldmuis op.

Bij elke stap die je in de natuur zet, kan je wel wat zien. Dat maakt het grasduinen zo boeiend, de natuur zit vol verrassingen. Daarom: kijk goed uit je doppen waar je loopt!

Gepubliceerd in Onze Waard, Voorjaar 2004, het blad van de Natuur- en Vogelwacht De Alblasserwaard