Maandag 10 september 2001 – Uitwaaien
Uitwaaien noemen ze dat, stormachtige wind, stevige buien. Niet eens ongevaarlijk in het Prielenbos, want in dit ‘natuurbos’ mag de natuur haar gang gaan. Voorzichtig langs half omgevallen bomen gestapt en over afgewaaide takken; de houten plankieren over de moerassigste delen waren spekglad. Ik hou van dat bosje.
Niet dat er veel te zien of te horen is (buizerd, bruine kiek, grote bonte specht, fitis, wat overvliegende wulpen en een paar paardenbijters en atalanta’s als de zon even op een windstil hoekje schijnt), maar dát is het hem juist. Het is er stil, op het gekreun van de bomen na. Ik kreeg even de gedachte dat het eigenlijk gemeen is om die bomen zo te laten creperen, waarom klagen ze anders zo? Dat krijg je ervan als je te veel fantasieboeken hebt gelezen.
Ik kan uren genieten van het mos op allerlei soorten stammen, van een paar rode en zwarte bessen die als verdwaald tussen twijgen bungelen, van de doorkijkjes (uiteraard hoop je een uil of een zeldzaam beest te zien), al kan je niet zo ‘diep’ kijken omdat de chaos in het Prielenbos steeds echter wordt.
Met heel andere gedachten was ik naar het bosje gereden, somber in het hoofd, bruin. Niet de zwartbruine kleur van uitgereden bagger over weilanden, want dat is goed voor sloot, land, dieren en boeren. Nee, die gelige, lichtbruine kleur op sommige weilanden – ik zag het vorige week ook al in de Alblasserwaard – waar royaal gif is gestrooid om alles dood te maken.
Weilanden waarop geen paardenbloemen meer mogen groeien, of pinksterbloemen, waar geen kruiden meer zullen staan. Engels raaigras is veel beter voor de portemonnee, voedzaam gras, dat zeker, echter uitsluitend groen gras, ik denk gifgroen, als het gemaaid is kan je er driebanden op spelen, zo glad. Geen hoekjes meer voor insecten, voor vogels, voor patrijzen om zich schuil te houden.
Twee lichtbruine weilanden in de Oostbroekpolder, op de plaats waar de afgelopen jaren nog een paartje zomertalingen broedde, dit jaar misschien zelfs twee, zij moeten uitkijken naar andere nestgelegenheid, de woningnood wordt echter steeds nijpender. Het was goed dat de wind vandaag zo hard door m’n hoofd woei.
Dinsdag 11 september 2001 – Steltlopers
Bij thuiskomst geconfronteerd met de vreselijke beelden uit Amerika. En ik had juist willen vertellen dat het weliswaar een dag met veel wind was maar ook met een aangename zon, dat door de lage (winter)waterstand in de Starrevaart slikjes droog zijn komen te liggen en er dus tal van steltlopers te zien waren.
Hieronder m’n waarnemingslijstje, van ongeveer 10.30 tot 14.30 uur: visarend (juv) 1, bruine kiekendief 1, buizerd 1, torenvalk 1, boomvalk 1, lepelaar 30, watersnip 28, zwarte ruiter 55, groenpootruiter 2, bontbekplevier 7, kleine plevier 2, goudplevier 1, bonte strandloper 9, krombekstrandloper 4, kemphaan 3, grutto 2, heilige ibis 7 (alle ongeringd), roepende waterral bij uitkijktoren.