Dinsdag 16 oktober 2001 – Zwanen zorgen voor verwarring
De lente lijkt niet alleen te zijn begonnen maar ook in m’n kop geslagen. Op de Starrevaart zie ik vanaf het bankje helemaal aan de andere kant twee jonge zwanen zwemmen. Om ze van dichterbij te kunnen zien, besluit ik ondanks het lekkere weer in de hut te gaan zitten. Mijn hoop dat het de eerste kleine zwanen van het seizoen zouden zijn, blijkt de bekende vader van de wensen. Nee, gezien hun grootte moeten het twee juveniele wilde zwanen zijn. Wat? Midden oktober? En dan zonder ouders die – zeldzame; nog minder talrijk dan de kleine zwaan – Noord-Europese vogels al hier?
Het antwoord volgt spoedig, want een tijdje later zwemmen ze, nog steeds ver weg, lustig rond met een vrouwtje knobbelzwaan. Jonge knobbelzwanen dus, maar waarom herkende ik ze dan niet? Vond het bruine verenkleed minder vlekkerig dan van wilde zwaan. En toen ze dichterbij kwamen: waar is de zwarte (oog)teugel? En waarom zit het neusgat zo laag?
Vragen en nog eens vragen. Het drietal vliegt later weg de polders in. Thuis de boeken erbij gehaald, en zeker de tekeningen in de alom ‘erkende’ LaJo (Vogels van Europa van Lars Jonsson) laat er geen twijfel over bestaan: dit zijn juveniele wilde zwanen. Het overkomt elke vogelaar regelmatig dat hij een vogel niet met zekerheid op naam kan brengen, dat is geen schande, want er is geen een vogelboek dat de talloze schakeringen tussen jonge en oude vogels in zomer- en winterkleed en alle daartussen denkbare vormen kan afbeelden. Maar het steekt wel een beetje als dat gebeurt met zo’n groot dier als een zwaan.
Jonge wilde zwanen (of hybride zwanen?) in gezelschap van een ouder knobbelzwaan. Welke vreemde speling van de natuur heeft hen bij elkaar gebracht?
Er komt een dag dat ik haar echt goed scherp zal kunnen filmen! Vanmiddag zat ma slechtvalk op een boomstronkje in het westen van De Wilck op circa 350 meter, zo dichtbij had ik haar niet eerder kunnen vastleggen.
Goede raad is duur, e-mail gestuurd naar een zwanenkenner bij uitstek, Trinus Haitjema, hem verteld dat ik deze twee vreemde zwanen zag in gezelschap van een oudere knobbelzwaan. En wat schrijft hij: “Ik heb zelf nog nooit dergelijke vogels gezien. De jonge zwanen lijken inderdaad meer op een juveniele kleine of wilde zwaan dan op een knobbelzwaan. Toch is het aan te nemen dat het knobbelzwanen zijn. In ieder geval een aparte waarneming.” Jonge ‘wilde’ zwanen onder de vleugels van een knobbelzwaan op een lentedag in oktober! Daar raak je als vogelaar behoorlijk van de kook van.
(PS: als iemand dit koppel nog eens ziet, zou ik graag horen of de ouderzwaan zwarte – gebruikelijk voor knobbelzwanen – of lichtere poten heeft. Dan zou er sprake kunnen zijn van ‘Pools’ bloed en dat zou de vreemde vorm van de jongen kunnen verklaren. Uiteraard hou ik me ook aanbevolen voor andere reacties.)
Ook de andere talloze vogels op de steeds lager worden waterstand van de Starrevaart zorgden voor enige opwinding bij me. Waar moest ik beginnen met kijken? Of zou ik een rondje gaan tellen? Snel besloten om niet te tellen, verspreid op de diverse nu drooggevallen slikken zaten zoveel zwarte ruiters, watersnippen, goudplevieren, strandlopers, kemphanen, kieviten, eenden, daar was geen beginnen aan. Dus, voordat de zwanen mijn aandacht opeisten, wat rondgekeken en o.m. genoteerd 5 krombekstrandlopers, 8 kleine strandlopers, 65 wulpen, 2 juv lepelaars, 1 heilige ibis, 1 dodaars, 5 rosse stekelstaarten, 1 grutto, 2 zilverplevieren en 1 bruine kiekendief.
Bij de Zuidbuurt een poosje staan genieten van 3 vissende grote zilverreigers. Een groepje zanglijsters en koperwieken was bij een boerenerf aan het foerageren. In De Wilck o.m. het slechtvalkwijfje, 3 buizerds en 4 ooievaars.