Woensdag 7 november 2001 – Wintergasten gearriveerd
Nu en dan was er al eens een brilduiker op de Starrevaart te zien, vandaag waren er 5 aanwezig, de lagere temperaturen drijven de vogels vanuit het noorden naar ons toe. De nog mooiere wintergasten als nonnetjes en grote zaagbekken zullen spoedig volgen. De man brilduiker is trouwens ook een genot om naar te kijken, de vrouwtjes zijn met hun bruine kleuren saaier.
Er waren weinig vogelaars op de been, de straffe wind zal daar wel iets mee te maken hebben, het is nog even wennen aan de herfst. Een paar uur zat ik heerlijk alleen in de kijkhut, en omdat filmen met het donkere weer niet goed mogelijk was, besloot ik maar eens te gaan tellen. Eerst de soorten die makkelijk te tellen waren en waarvan er niet zo veel aanwezig waren: 33 bergeenden, 18 pijlstaarten, 11 rosse stekelstaarten (7 mannen), 4 kemphanen, 54 bonte strandlopers, 1 zilverplevier, 18 zwarte ruiters.
Toen zag ik, naast 2 grote mantelmeeuwen, een geringde kleine mantelmeeuw zitten, een langwerpige donkerblauwe ring om de rechterpoot. Mijn tellust was meteen verdwenen, een ring aflezen is veel leuker! Helaas, de meeuw blééf in het water staan, ook nadat hij even was opgeschrikt door een vrouwtje sperwer die op de balken ging zitten, ik kon wel zien dat de code in het wit was, ontcijferen ging niet. Opeens strekte de meeuw zich, haalde z’n nek even licht door het water en vloog weg richting kust, z’n code onzichtbaar tussen zijn veren ingetrokken!
Stand kleine zwanen: Oostbroekpolder 6 adult en 2 juveniel, Westbroekpolder 8, De Wilck 10+4, Gelderwoudse Polder 46+6 en ‘Zwetpolder’ 3. Het geelgeringde paartje niet gevonden.
Kennelijk een meeuwengewoonte: even je hals in het water koesteren. Vandaag zag ik dat een kleine mantelmeeuw doen, deze jonge zilvermeeuw (met rechts ring E) deed maandag precies hetzelfde. Het ‘waarom’ is mij niet duidelijk, er zal ongetwijfeld een verklaring voor zijn.