Dinsdag 1 oktober 2002 – Vreemde vogel
Heerlijk rustig een paar uur op m’n krukje in de zon bij de Wilckplas gezeten. Vier rietgorzen (vreemd gezicht zo midden in de polders) zaten te spelen in de schaarse rietstengels en de vegetatie, ook een paapje zocht daar wat van zijn gading. De hele tijd waren er veel watersnippen actief, in De Wilck zitten er waarschijnlijk behoorlijk wat.
Een vogel kon ik niet thuisbrengen. Toen een boer De Wilck inging, vlogen er tal van vogels op, smienten, kieviten, ook nog enkele tientallen goudplevieren, en één vogel die woest als een watersnip zigzaggend wegvloog en nu en dan buitelende duiken naar beneden nam, een schril enkelvoudig tjieuw roepend. De vogel had een lichte onderzijde (ook de vleugels), leek iets groter dan een watersnip.
Op de hoogspanningsmasten een slechtvalk. Voor de Amaliahut zwom een late zomertaling, ook vlogen er een paardenbijter, een bruine glazenmaker, enkele bloedrode heidelibellen en (waarschijnlijk) houtpantserjuffers: het is nog steeds Indian Summer. Hoelang nog?
Gisteren schreef ik dat roodhalsfuten (tegenwoordig) zeldzaam zijn in het gebied rond Leidschendam. Een lezer attendeerde me erop dat halverwege de jaren tachtig er in het gebied van de Meeslouwerpolder enkele malen een broedgeval van deze mooie fuut is vastgesteld.