Okt2002_29

Dinsdag 29 oktober 2002 – Vogelvoederkrans

Eind oktober, dus rond deze tijd, haal ik mijn voederplank (tuin aan de voorkant) en vogelhuisje (achtertuin) uit de schuur, maak ze goed schoon en geef ze een leuk plekje, dan kunnen de vogels alvast wennen aan de plaatsen waar ze in barre dagen hun winterhapjes kunnen halen. Dit jaar ziet het er allemaal bijzonder feestelijk uit, want van een creatieve zus kreeg ik gisteren een fraai versierde ‘voederkrans’, vol met vetbollen, pindanetjes, maïskolven, verschillende soorten zonnebloemen en appels. De krans krijgt een ereplaats in de tuin!

Voederkrans291002

‘Vogelvoederkrans’ gemaakt op een strokrans, om op te hangen of neer te leggen

Over het (bij)voederen van vogels verschillen de meningen nogal. Er zijn vogelliefhebbers die het hele jaar door voederen, de Engelsen staan erom bekend dat ze op deze manier de hele zomer kunnen genieten van gevederde vrienden in hun tuinen. Anderen vinden dat je alleen maar voedselhulp moet bieden als er in de natuur niets meer te vinden is. Vogels worden lui als ze hun eten op een presenteerblaadje krijgen en kunnen na het bijvoederen slecht meer hun eigen kostje bij elkaar scharrelen. Dat is ook een reden waarom in het voorjaar het bijvoederen moet worden ‘afgebouwd’. Zelf voer ik tussen november en maart een beetje, pas als het vriest of sneeuwt gaat de beuk erin.

In het broedseizoen, zeg maar van half maart tot half augustus, is het heel gevaarlijk om vogels met pinda’s en vetbollen de tuin in te lokken. Jonge vogels kunnen vet niet doorslikken en stikken. Als ze pinda’s eten, wordt hun hongergevoel gestild en bedelen ze niet meer om voedsel, de oudervogels vinden dat prima en stoppen met voedsel aanslepen, binnen een dag sterven de vogeltjes door onderkoeling. Van eenzijdig vet eten wordt de ontlasting van jonge vogels dun en creperen ze in hun eigen drek.

Op internet, en bij Vogelbescherming, is een heleboel info te halen over wintervoeding, hieronder een paar tips.

* Zorg dat bij de voederplaats(en) een struik of boom staat, zodat de vogels snel weg kunnen kruipen als er een kat of roofpiet aankomt.

* Ruim voedselresten en uitwerpselen op om ziektes te vermijden. Gooi (nat) eten weg voordat het gaat schimmelen. Maak voedselplanken en -huisjes met heet water schoon.

* Voer (heel) weinig als vogels zelf nog voedsel in de natuur kunnen vinden. Bij sneeuw en/of vorst meer voeren, toch altijd kleine hoeveelheden tegelijk, ’s morgens vroeg (na een koude nacht smaakt een stevig ontbijt prima) en tegen de schemering.

* Als het vriest, verkruimel wat ijs in een (niet metalen, vriezen poten aan vast!) bakje als ‘drinkwater’, zet het uit de wind. Als je gewoon water geeft, zorg dan dat de vogels er niet in kunnen baden (afdekken met gaas) als ze kans lopen op bevriezingsverschijnselen. Een schepje suiker verlaagt het vriespunt.

Vogels lusten van alles (geef zo veel mogelijk zoutloos en in elk geval geen margarine of boter, dat werkt laxerend!), een niet volledige opsomming: zaden, pinda’s, vetbollen, kaas zonder korst, (rotte) appels en peren, bessen, halve kokosnoten, halve walnoten, zelfs (zoutloos) gekookte aardappelen en rijst, op ongekookte havermout zijn veel vogels verzot, universeel voer (te koop in dierenwinkels, evenals meelwormen en maden), (fijne) broodkruimels, gewelde rozijnen en krenten, en smeer voor de spechten pindakaas, al dan niet vermengd met broodkruimels, in boomspleten, maak een stuk spekzwoerd vast aan de boomstam. Bon appétit!