10 januari 2003 – Tortels op de plank
Een groot duivenliefhebber ben ik niet. Daar is een simpele verklaring voor. Rond de molen hadden we veel ruimte, mijn vader was een fervent duivenmelker, dus stonden er verschillende duiventillen en de jongens mochten die hokken schoon ‘schrappen’. Als je dat (te) vaak moet doen, vind je (post)duiven niet zo aardig meer…
Turkse tortels vind ik eigenlijk ook helemaal niet zo aardig, in de eerste plaats dus omdat het duiven zijn en in de tweede plaats verjagen ze voortdurend andere vogels van m’n voedertafels. In 1950 werd pas het eerste broedgeval van Turkse tortels in ons land vastgesteld, in enkele tientallen jaren hebben ze vrijwel geheel Europa gekoloniseerd. Turkse tortels fokken als konijnen (het woord tortelen staat niet voor niets in het woordenboek…), ze brengen per jaar diverse broedsels groot en jonge vogels uit vroeg gebroed, leggen soms datzelfde jaar al weer eieren. Maar eerlijk is eerlijk, ze hebben een leuk koppie én ze kunnen er niets aan doen dat ze duif zijn!
Turkse tortels (Streptopelia decaocto) kwamen in 1900 nog niet in Europa voor, nu zie en hoor je deze sierlijke duiven overal, met een aantal soortgenoten zat deze vanmiddag op de voedertafel. In het interessante boek ‘De Nederlandse vogelnamen en hun betekenis’ van o.a. Henk Blok wordt de wetenschappelijke naam uitgelegd: ringduif 18. De oorsprong ligt in de mythologie: de om haar karige loon van 18 geldstukken jammerende dienstmaagd werd veranderd in een duif, die haar droef klinkende kreten overnam.
Vanmiddag ook op de voederplank, een man vink (Fringilla coelebs, male)