Maandag 22 september 2003 – Op de grens van zomer en herfst
Morgen, dinsdag 23 september, na het middaguur, staat de zon precies boven de evenaar. Overal op onze wereld duurt de dag dan even lang als de nacht. Op dat moment nemen we afscheid van de zomer en begint de herfst. De afgelopen dagen nog genoten van zomerse dagen, zaterdagavond op tuinstoelen bij de Wilckplas (geen bijzondere waarnemingen), zondag bij familie in Zeewolde onder de parasol in de tuin, vandaag nog een aantal uren op de Starrevaart, tijdens het schrijven van dit Vogeldagboek staat er een stormachtige wind en kondigen de eerste (onweers)buien zich aan. Niet alleen volgens de sterrenkundige kalender is de herfst begonnen, de zomer heeft écht afscheid genomen en we duikelen het najaar in.
Nog enkele zonnige beelden: een paardenbijter (Aeshna mixta – Migrant Hawker; above) en een bont zandoogje (Pararge aegeria – Speckled Wood; below) in Zeewolde.
Op de grens van jong en oud: twee zilvermeeuwen (Larus argentatus – European Herring Gull; left juvenile, right adult), links een juveniele en rechts een volwassen vogel.
Uit eigen tuin deze kruisspinnen (Araneus diadematus – Garden Spider) die zondag nog zaten te genieten van de zomerse zon, spoedig zullen de spinnenwebben ’s morgens hun vochtige herfstdraden tonen.
Vanmorgen naar de Starrevaart getogen. Onderweg 4 grote zilverreigers, 2 in de ‘Zwetpolder’, 1 in de Drooggemaakte Grote Polder (Stompwijk) en 1 in de Groote Westeindsche Polder (Zoeterwoude). Afgaande op eigen waarnemingen en berichten van anderen, denk ik dat er circa 5 à 10 grote zilverreigers zitten tussen Starrevaart en Spookverlaat.
Bij aankomst op de Starrevaart eerst de ringen afgelezen van 3 lepelaars en geprobeerd hun geslacht vast te stellen. Als ze geringd worden, is namelijk nog niet te zien of het om man of vrouw gaat. Als ze uitgevlogen zijn, lukt dat meestal wel. Mannen zijn groter, het uiteinde van hun lepel is licht naar beneden gebogen en ze hebben een vlakker voorhoofd dan vrouwen. In totaal stonden er 19 lepelaars. Ook nog een geringde zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw.
Inmiddels zijn er aardige stukjes slik drooggevallen. Tientallen watersnippen, honderden kieviten, meeuwen, eenden en ganzen, weinig ‘bijzondere’ soorten. O.m. genoteerd 3 kleine plevieren, 31 zwarte ruiters, 3 kluten, 2 kemphanen, 1 dodaars, 6 heilige ibissen (slechts 1 geringd), 1290 goudplevieren en bij de hut riep een waterral. Bij het plasje bij de parkeerplaats zat een gele kwikstaart.
De uren dat ik er was, zorgden roofpieten doorlopend voor onrust. Een juveniele en een adulte bruine kiekendief, 2 boomvalken, 1 buizerd, 1 sperwer, zelfs 1 torenvalk maakte de vogels zenuwachtig, maar pas echt menens werd het vlak voordat ik wegging. De kieviten en goudplevieren zwenkten alle kanten uit, lieten zich in paniek naar beneden vallen, en weer omhoog, typisch het gedrag als ze dodelijk verontrust zijn, als er een slechtvalk in de buurt is. We hebben de vogel niet zien jagen, maar wel zien wegvliegen met een prooi in zijn poten, een adulte vogel, niet zo groot dus waarschijnlijk een man, langzaam optornend tegen de straffe wind naar het westen koersend, waar hij uiteindelijk in de verte verdween.