Juni 2004 – Drôme Provençale 2
In de Eygues stond nog een klein stroompje water,voldoende voor blauwe en kleine zilverreigers, en ijsvogels, om er te vissen. Meestal maar een paar zilverreigers, eenmaal telde ik er acht. Zwartkoppen, een nachtegaal en een Cetti’s zanger zaten aan de oevers.
Ik ben wel serieus op ‘jacht’ geweest om die Cetti’s zanger te fotograferen. Hun luide roep hoor je al van verre, maar je ziet ze nog slechter dan nachtegalen. Eenmaal liep er een even over een modderstrook, grijsachtige keel als van een heggenmus, staart stijf omhoog, en weg was ‘ie al weer.
In de grotendeels drooggevallen bedding verder o.a. een enkele grote gele kwikstaart, witte kwikstaarten, twee paar wilde eenden, op de achtergrond soms een zingende cirlgors of Europese kanarie, een Europese moerasschildpad zwom voorbij, argwanend gadegeslagen door de reigers.
Ook een paartje kleine plevieren. Waarschijnlijk broedden ze daar ergens want eenmaal probeerde een vogel (ik vermoed het vrouwtje, ze leek iets minder donker dan de andere vogel) me weg te lokken door te doen alsof ze gewond was. Het is de bekende vogeltruc: voorwenden alsof je een gebroken vleugel hebt. Ik héb me door haar weg laten lokken. Niet alleen omdat ik het nest (of al jonkies?) niet wilde verstoren, maar bovendien is het tussen de stenen en de keien toch nauwelijks te vinden.
Vrouwtje grauwe klauwier (Lanius collurio – Red-backed Shrike) op de flanken van de Col de Soubeyrand.
Nu en dan liet een cirlgors (Emberiza cirlus – Cirl Bunting) zich even zien, horen deed ik ze vaker.
Kleine plevier (Charadrius dubius – Little Ringed Plover) probeert me met een ‘gebroken vleugel’ weg te lokken.