Dinsdag 1 juni 2005 – Grote kar, woudapen en zomertortel
Na een e-mailtje maandagavond naar de Amaliahut in het Spookverlaat gereden waar een grote karakiet luid zat te zingen en te grommen, kennelijk in een poging een partner te versieren. Soms liet de grote kar, een bedreigde vogel die uniek is voor dit gebiedje, zich even zien. Lang ben ik niet gebleven want ik was op weg naar het Bentwoud waar een voor deze streek nog zeldzamer kwartelkoning was gehoord.
De ooievaars (Ciconia ciconia – White Stork) op het nest in het Spookverlaat treuren. Er zijn geen dode jonge vogels gevonden, mogelijk waren de eieren niet bevrucht.
Vrijdag- en zaterdagavond had de vogel zijn bekende en luide crex-crex laten horen, in samenspraak met enkele gewone kwartels, maar tot 11 uur niets gehoord. Vogelaars die langer gebleven waren, hadden de kwartelkoning ook niet (meer) opgemerkt. Vertrokken? Of verjaagd door de twee groepen honden die er getraind werden. Nu zijn dit nog niets eens ‘verkeerde’ honden omdat de bazen ze prima onder controle hebben, maar loslopende honden jagen vaak door de begroeiing en dat is funest voor de vogels.
Een van de groepen was keurig bezig op openbaar terrein, de andere hield zich op voorbij de bordjes honden aan de lijn. Toen ik vriendelijk maar dringend verzocht of ze daar weg wilden gaan, was een woordvoerder van de groep het daar helemaal niet mee eens. Nou ja, in discussie gaan heeft dan geen zin, mijn gsm gepakt met de mededeling dat ik de politie zou informeren, en toen gingen de meesten vrijwillig weg, ze realiseerden zich best dat ze verkeerd bezig waren. De woordvoerder van de groep sputterde nog tegen, maar de anderen lieten hem weinig keus.
Zomertortel (Streptopelia turtur – European Turtle Dove) zat gezellig te koeren bij de woudaapjes.
Adulte man woudaap (Ixobrychus minutus – Little Bittern; male adult) bij het Koornmolengat in Zevenhuizen.
In het Bentwoud was het ’s avonds in het donker verder nog best aangenaam te luisteren naar geluiden van blauwborst, bosrietzanger, vooral ook kneuen, grasmussen, putters en ik vergeet er nog best wat. De hele avond vlogen kleine mantelmeeuwen over richting kust: ze hadden hun vreetzucht op de bouwlanden bevredigd.
Dinsdag was ik niet in staat op stap te gaan, maar gisteravond was ik zo ver opgeknapt dat ik vol verwachting naar het Koornmolengat langs de Rottemeren kon gaan om te kijken of de woudapen er nog zaten. Een nog veel zeldzamer soort, volgens de Rode Lijst ‘ernstig bedreigd’. Maar als ze er zijn, krijg je ze ook wel te zien. Je kan ze meestal ontdekken aan hun gedempte geblaf, doet aan honden denken. Het geluid lijkt veraf maar meestal zitten ze dichterbij. Gisteren hoorde ik het geluid op zo’n 30 à 40 meter.
De twee vogels – sommigen denken dat er meer zitten – vlogen nu en dan wat, doken in het riet en eenmaal ging een woudaapje zo’n twintig minuten in een rietstengel zitten, meestal half verborgen maar soms goed zichtbaar. Het zijn heel kleine reigers, ongeveer zo groot als een meerkoet. Als ze laag over het riet vliegen laten ze hun vleugels soms net zo stroef bewegen als een velduil.
Ook een zomertortel zat in de buurt te koeren, ook al een Rode-Lijstvogel, uit de categorie ‘Kwetsbaar’, net als de kwartelkoning. De grote karekiet zit in een nog zwaardere categorie, namelijk ‘bedreigd’. Kortom, vier soorten van de Rode Lijst vlak in de buurt, een ervan niet gezien.