Donderdag 21 juni 2007 – Steenuil in boomgaard
Het is nog een jonge vogel: slank, wat pluizig, weinig tekening op de kop met onduidelijke wenkbrauwstreep.
Hij is zo groot als een spreeuw, dik, met een bolle kop. Uit het wolligbruine verenkleed steekt een kleine maar krachtige snavel. Felgele ogen met grote, zwarte pupillen priemen je toe.
Ik weet niet of er steenuilenliefde bestaat, maar het is niet moeilijk verliefd te raken op deze aardige en bijzondere vogels. Jammer genoeg neemt ook hun aantal af door de intensieve landbouw en de verstedelijking. Rond 2000 telde men in ons land nog ca. zesduizend broedparen (gegevens Sovon).
Steenuilen vind je niet zo makkelijk. Ze zijn schuw en je moet (o.a. door hun geluid) weten waar ze zitten anders krijg je ze vrijwel niet te zien.
Door hun verborgen levenswijze zijn het geheimzinnige vogels, waarover zoals over alle uilensoorten allerlei verhalen de ronde deden. Maar als je er een te zien krijgt, zie je een prachtige mini-uil die komisch overkomt door de manier waarop hij zijn kop rekt en strekt.
Wees voorzichtig: één beweging en je bent gezien en weg is de uil! Tijdens de fraaie zomerdag trof ik gisteren in een oude hoogstamboomgaard, omgeven door knotwilgen, ‘ergens’ in mijn territorium, een levendig steenuiltje aan. Uiterst alert, je moet echt doodstil blijven, want al bij een minieme beweging weten zijn scherpe ogen jou precies te vinden. Wat een prachtige (aan)blik! Na minutenlang kijk- en fotoplezier vloog het vogeltje, dat op jacht leek, naar een onzichtbare plek.
“Onze Steenuil [Carine (Athene) noctua], die in weerwil van zijn lieftallig voorkomen, vaak zoo verkeerd beoordeeld wordt, heet in Holland ook wel Boomuil en wegens zijn stemgeluid Poepuil, in Noordbrabant Huipke (…).
Den mensch en zijn bedrijf schuwt hij niet: den dag brengt hij verborgen in zijn schuilplaats door; des nachts vreest de mensch, ten spijt van de toenemende beschaving, den Uil meer dan deze hem. In vele gewesten wordt de lieftallige Steenuil als een ongeluksprofeet beschouwd. Aanleiding hiertoe geeft zijn stem.
Meestal roept hij zacht en dof: “boe boe”, soms op luiden en schellen toon: “kwoeëw kwoeëw kebel kebel”, dan weer “koewiet koewiet”. Het volk, dat deze klanken op zijn wijze vertaalt, meent hierin zeer duidelijk te hooren: “Kom med’, kom med’ op het kerkhof, hof, hof”, of “kom med’, kom med’, breng schop en spade med’ ” en vindt dit reden genoeg om van den Steenuil een afschuw te hebben.”
Uit: Het Leven der Dieren (ca. 1920), A.E. Brehm
*****
BOOMVALK
De boomvalk die ik maandagmorgen langs het Spookverlaat vond, is er “minnetjes aantoe”. De vogel heeft geen zichtbare verwondingen, kan wel vliegen maar is erg verzwakt. Er zit weinig vet meer aan de borstspier en hij eet niet zelfstandig, vertelde men me vanmorgen telefonisch uit vogelasiel De Wulp in Den Haag.
Daar had de dierenambulance Zoetermeer de boomvalk naartoe gebracht nadat was gebleken dat er geen sprake was van een ‘simpele’ shocktoestand. Na observatie is de vogel vandaag vervoerd naar Vogelrevalidatiecentrum Zundert, waar hij een ruime(re) volière ter beschikking heeft om te herstellen. Ik ga daar later een contactje leggen om te vragen hoe het de onfortuinlijke boomvalk verder vergaat.