Spinnen zijn erg interessant, maar een vogeltje vind ik toch leuker! Daarom voor de ‘spinneninvasie’ hieronder deze foto van een glanskop (Parus palustris – Marsh Tit), een mezensoort, in onze vakantietuin. Glanskoppen hebben een strakker befje dan de in nattere gebieden voorkomende matkoppen. Gisteren ging ik de mist in met herfstspinnetjes. Gelukkig zijn er deskundige lezers die me op het rechte pad houden. Inmiddels heb ik in het betreffende Vogeldagboek de naam gecorrigeerd van herfstspin in herfsthangmatspin. Hoe zit het dan precies? Ik heb spinnenkenner Aart Noordam een aantal foto’s gestuurd Je hebt twee soorten gefotografeerd, die beide in de herfst volwassen zijn, beide zeer algemeen De meeste wielwebspinnen hebben een levenscyclus met volwassenheid in de herfst. Dit in tegenstelling tot de meeste hangmatspinnen die vaak een matje spinnen vlak bij de bodem, Meestal hebben wielwebspinnen dikkere, sterkere poten met meer stekels. Hangmatspinnen hebben krachteloze, dunne poten. Aan de basis van de poten zit bij vrijwel alle spinnen een speciale plek die ingericht is om daar de poot af te stoten als zij door een predator worden vastgepakt. De familie Hangmatspinnen vormt hierop een uitzondering, hier zit dit voorbestemde breukvlak op de grens van patella (knie) en tibia (scheen). Daarom springen bij spinnen die een poot kwijt zijn geraakt, hangmatspinnen er direct uit omdat daar het lange femur (dikke begin van de poot) nog aanwezig is. Behalve het geheel verschillende web zijn er tussen deze ‘herfstspinnen’ nog meer verschillen: Verder heeft de herfstspin op de centrale zijde van de buik twee parallelle witte lengtestrepen. Dit is de reden waarom ook allerlei vissen enz. juist een donkere rug hebben en een lichte buik (‘counter-shading’).
|
090929 Verstrikt in herfstspinnen
|