Het was vanmiddag stil in de tuin. Doodstil.
Alleen de manke huismerel hipte naar me toe, keek schuin als een hond naar me
en wist dat ik hem op wat broodkruimels zou trakteren. Hij ging al naar zijn vaste hoekje.
Maar geen luidruchtig tsjilpkoor van de huismussen. De conifeer en de hulst,
waarin er elke dag enkele tientallen verblijven, en met de lente in aantocht ravotten, waren leeg.
Zon of regen of natte sneeuw zoals nu, zingen doen ze altijd. Nu niet.
De schrik na twee aanslagen van de sperwerman hakte er diep in.
Gisteren was ik getuige van een ongelukkige huismus in de klauwen van de rappe sperwer.
De mussenarend ving de vogel niet in de vlucht maar hij wurmde zich tussen de dichte takken door.
Ongelooflijk hoe vlug dat ging, zo’n grote vogel in zo’n volle boom. Te vlug voor de mus.
Vanmorgen zag echtgenote Nelly zich deze vogeltragedie herhalen. Daarom is het nu stil.
Een huismus is mooi. Een combinatie van bruine en gele kleuren, gevarieerd met zwart en wit.
Elke couturier droomt er toch van om met zulke tinten een filmster of een prinses te kleden?
Het mussengedrag is het hele jaar door speels, in de bruidsweken op het dolle af.
Diverse mannetjes die een heksenketel maken rond één vrouwtje. Die balts wel eens gezien?
Of een man die met hangende en trillende vleugeltjes om haar gunsten bedelt?
Of als ze een zand- of waterbad nemen? Huismussen zijn opvrolijkende babbelaars.
Vandaag even niet. Ik hoef de zaadautomaten niet bij te vullen. Ze hebben wat kilo’s gesnoept!
Gelukkig zijn vogels kort van memorie, morgen zullen ze er wel weer zijn.
Vergeten de sperwer, al zit de angst in de genen en zullen ze alert blijven.
Bovendien gaan de hormonen steeds sneller werken, ze móéten wel doorgaan, tot ze samen zijn.
En daarna komen de ouders hun jonkies in onze tuin voorstellen, vol trots.
Wij zijn dat ook! Want het is een voorrecht dagelijks te kunnen genieten van deze olijke praatjesmakers.