Kepen (Fringilla montifringilla, Pinson du Nord, Brambling) zijn zelfs in winterkleed nog mooi.
Ze broeden in Noord-Europa en komen soms massaal in zuidelijker landen overwinteren.
Steeds meer koeien komen niet meer uit hun stal: efficiënte bedrijfsvoering!
Boeren hebben dus grasland te veel en die grond wordt vaak gebruikt voor snijmaïs.
Goed voedsel voor de veestapel, dat wel. Maar mensen die houden van open polders,
ervaren die maandenlange horizon vervuilende linten als een gruwel in het Hollandse landschap.
Bovendien leveren maïsvelden nauwelijks of geen bijdrage aan flora en fauna, het is ´dode natuur´.
Maar dan, oktober, zware machines oogsten de maïs. Er worden diepe sporen getrokken,
tal van diertjes komen aan de oppervlakte en maïsresten blijven liggen, tot vreugde van vele vogel(aar)s.
Op één van die akkers zwermden vandaag vele honderden, misschien wel duizenden, vogels,
vooral grote zwermen spreeuwen, meeuwen en kauwen. Verder duiven, een veertigtal veldleeuweriken
met hun rollende contactroepjes en tientallen vinken, waartussen een handvol fraaie kepen.
Talrijke spreeuwen (Sturnus vulgaris, Étourneau sansonnet, Starling) vinden voedsel op lege maïsvelden.
Ringmussen (Passer montanus, Moineau friquet, Eurasian Tree Sparrow) pikken hun graantje mee.
De schuwe holenduiven (Columba oenas, Pigeon colombin, Stock Dove) zie je ook op kale akkers.
Veldleeuweriken (Alauda arvensis, Alouette des champs, Eurasian Skylark) zijn op doorreis,
maar onderweg moet er wel gegeten worden. Foerageren doen ze gedrukt op de grond.
Als het voorjaar wordt en ze uitbundig gaan zingen, laten ze zich maar al te graag zien.