140819 Insecten Dordogne

Bruinedaguil050614
Vandaag een aflevering van Vogeldagboek met insecten die ik in juni in de Dordogne heb gefotografeerd.
Bruine daguil (Euclidia glyphica, Doublure jaune, Burnet Companion), nachtvlinder die je overdag kan zien.
Deze uil is geen algemene soort, komt bij ons verspreid voor, vooral in het oosten en in het zuiden.

Grauwzwartemier020614
Grauwzwarte mier (Formica fusca, une fourmi noire, a black ant), algemene renmier op zandgronden.

Plasrombout090614E
Plasrombout (Gomphus pulchellus, Gomphe joli, Western Clubtail), geen algemene soort.
Is met name te vinden langs plassen en traag stromende watertjes in het oosten van ons land.

Franseveldwesp020614
Franse veldwesp (Polistes dominula, Poliste gaulois, European Paper Wasp). Algemeen voorkomend.
Eet insecten en geen zoetigheid, dus is er weinig contact met mensen. Steekt alleen bij gevaar.

Bruinzandoogje100614
Bruin zandoogje (Maniola jurtina, Myrtil, Meadow Brown), een veel waargenomen soort in ons land.

Groensteilkopje050614
Groen steilkopje (Cryptocephalus sericeus, Cryptocéphale soyeux, a cylindrical leaf beetle).
Een bladhaantje. Hoewel geen vermeldingen op waarneming.nl, dacht ik dat er ook wel  in ons land voorkomen.

Zuidelijkemierenzakkever160614
Zuidelijke mierenzakkever (Clytra laeviuscula, Clytre des saules, a short-horned leaf beetle).
De gewone mierenzakkever komt sporadisch in NL voor. De zuidelijke soort meer zuidelijk in Europa,
neigt meer naar rood dan oranje en de vlekken op het achterlijf zijn zo groot dat ze elkaar bijna raken.

Wat een naam: mierenzak! Maar dat hebben deze tot de familie van de bladhaantjes behorende kevers
geheel aan zichzelf te danken. Het vrouwtje gaat op een plant bij een mierennest zitten, meestal bosmieren,
en wikkelt haar eieren één voor één in een schubvormig omhulsel van keutels, las ik in boeken en op internet.
Het slechts één mm grote hulsje ziet eruit als een minuscuul dennenappeltje. De eieren vallen op de grond
en de mieren slepen ze mee naar het nest waar ze als bouwmateriaal worden verwerkt. Het Ei van Troje!

De uitgekropen larve bouwt uit het omhulsel een eigen kokertje van uitwerpselen en aarde waarin hij woont
en dat hij steeds met zich meesleept. Het kokertje 'groeit' met de larve mee. De larve voedt zich met mierenbroed,
en is één van de weinige vleesetende bladkevers. Als mieren hem aanvallen, trekt hij zich terug in zijn zakje.
Het omhulsel van de volwassen larve wordt ongeveer 14 mm lang. De volgroeide larve (duurt minstens twee jaar)
verpopt zich in de buurt van de nestuitgang. Na het uitkomen verlaat de jonge mierenzakkever de mierenhoop.