Hoeveel boeken en artikelen er de laatste jaren over vogels in de tuin zijn verschenen weet ik niet, maar je moet wel erg onderscheidend zijn om met iets nieuws te komen. Erik van Ommen en Paul Böhre zijn erin geslaagd om met ‘Vogels in onze tuin’ een prachtig boek toe te voegen aan dit genre.

Allereerst de tekst. De zevenentwintig meest voorkomende tuinsoorten krijgen elk een apart hoofdstuk. Nu is de keuze van zulke soorten altijd arbitrair. Ik denk dat de zwartkop bijvoorbeeld in meer tuinen voorkomt dan de gekraagde roodstaart en ooievaar, maar de keus is uiteraard aan de samenstellers. Wil je echter meer weten over merel, winterkoning, mezen en meer algemene soorten, dan ben je hier op de goede plaats.

Erik van Ommen begint een soortbeschrijving met een persoonlijk verhaal van één pagina over zijn belevenissen met die bepaalde soort. Vanuit zijn atelier observeert hij de soorten in zijn tuin. Nauwkeurig bestudeert hij hun gedrag en legt ze vast in schetsen die hij later uitwerkt tot prachtige aquarellen.

Dan neemt Paul Böhre het over en vervolgens staat in een apart kader het paspoort van de betreffende soort. We komen meer te weten over lengte, spanwijdte, gewicht, kenmerken, vlucht, geluid, voortplanting, voorkomen, aantal broedparen in Nederland en indien van toepassing de winteraantallen in Nederland. Op de volgende twee pagina’s lezen we allerlei wetenswaardigheden. Zo kom je van de houtduif te weten dat Franse jagers de site trektellen.nl in de gaten hielden om voor de hand liggende redenen. Daarom is de doortrekgrafiek van de soort niet meer opvraagbaar voor wie niet ingelogd is op de site.

Na de zevenentwintig algemene soorten krijgen tien dwaalgasten een pagina tekst en een illustratie. Het gaat om soorten als draaihals, bladkoning enz. Wie wil deze vogels nu niet in zijn tuin? Ook daaraan is gedacht. Om zo veel mogelijk verschillende soorten naar je tuin te lokken is er een apart hoofdstuk met tien tuinvogeltips.

Het laatste hoofdstuk bevat een ‘zangtabel’. Hoe laat, of beter hoe vroeg beginnen je vogels te zingen? Voor een gekraagde roodstaart moet je om kwart voor vijf al wakker zijn, de spreeuw is gelukkig een stuk later. Die hoor je pas tegen half zeven.

Dan de illustraties. Alleen al daarvoor zou je het boek aanschaffen. Erik van Ommen schildert geen portretten, daarvoor heb je een vogelgids. Hij geeft de vogels in een karakteristieke houding weer. De manier waarop een houtduif drinkt, hoe een gaai nieuwsgierig vanaf een tak naar een prooi loert, jonge boerenzwaluwen op hun nest. Van elke soort zie je wel een heel specifieke houding die ook voor de meer ervaren vogelaar een glimlach op zijn gezicht tevoorschijn tovert.

Het duurt nog anderhalve maand, maar je helpt vast de Sint door dit boek cadeau te geven. En als de ontvanger zijn tuin dan ook nog vogelvriendelijk inricht, hebben de vogels er ook nog iets aan.