Het buitengewone handboek voor de observatoloog

Auteur
Giselle Clarkson

Illustraties
Giselle Clarkson

Vertaling
Bibi Dumon Tak

Uitgave
Lannoo 2024
120 pagina’s, 21 x 27 cm, harde omslag
ISBN 978 94 0149 810 4
€ 19,99

Leeftijd
Vanaf 8 jaar

Oorspronkelijke titel
The Observologist
A handbook for mounting
very small scientific expeditions

Het buitengewone handboek voor de observatoloog

Wat is een observatoloog? Je zult vergeefs zoeken naar een definitie van dit begrip. Maar al op de eerste bladzijde staat dat een observatoloog over een paar eigenschappen moet beschikken. De eerste, belangrijke stap is dat hij tijd moet nemen. De tweede dat hij nieuwsgierig moet zijn. Hij stelt zich steeds vragen. Waar gaat de rups naar toe? Wat zit er onder de steen? Waarom zit dit blad vol gaten? Waarom ziet de stoep hier wit? Een observatoloog heeft altijd een excuus om te laat te komen. Eerst moet hij weten wat bijvoorbeeld een rups gaat doen, voordat hij verder kan.

Maar hou je wel aan de principes van de observatologie. Een daarvan is dat je nooit een dier aanraakt dat je niet kent. Maar vind je een blad, draai het dan gerust om. Op pagina 9 zien we zo de bovenkant van een blad met een paar typische kenmerken. Sla je de pagina om, dan zie je de onderkant, waarop heel andere organismen voorkomen.

De inleiding gaat verder met een uitleg over taxonomie, wetenschappelijke namen, observatologische instrumenten en een inleiding tot de ongewervelden die je op een speelse manier leert kennen. Voor veel volwassenen is deze diergroep een onbekend terrein. Je mag ook ouder dan acht jaar zijn om veel van dit boek op te steken!

Verre reizen hoef je niet te maken om kleine diertjes te ontmoeten. In vier hoofdstukken lees je waar je je observatologie kan uitoefenen. In een vochtig hoekje vind je schimmels, duizendpoten, pissebedden en nog veel meer. Op de stoep ga je op zoek naar mieren. In dit hoofdstuk leer je wat een begrip als ‘fenologie’ inhoudt. De derde plek waar je je waarnemingen kunt doen, is een veldje vol onkruid. In een duidelijke tekening zie je het verschil tussen een wesp en een bij. Het laatste hoofdstuk gaat over de beestjes die je in huis vindt. Maar ook hoe je een spin moet verplaatsen. Dit is slechts een kleine opsomming van de inhoud.

Door de luchtige en vaak humoristische toon wordt het lezen nooit saai. Af en toe krijgen de dieren een spreekwolkje om een vraag aan de lezer te stellen of om een opmerking te maken. Op bladzijde 116 wordt een vraag gesteld die ik niet ga verklappen maar tekenend is voor de sfeer van het boek. De illustraties verdienen het om apart genoemd te worden. Ze zijn duidelijk en dikwijls humoristisch. Samen met de tekst vormen woorden en tekeningen een geheel dat nauw met elkaar verbonden is.

Tot slot: in een jeugdboek kom je niet vaak een register tegen. Hier is dit gelukkig wel het geval. Heb je een (klein)kind dat nieuwsgierig is en niet bang om vieze handen te maken, dan is ‘Het buitengewone handboek voor de observatoloog’ zeker een aanrader. Niet alleen een leesboek, maar ook een naslagwerk.

Ko Katsman, 20 juni 2024