Ontwaakt uit een korte edoch verkwikkende winterslaap reed ik tegen de middag de grauwe polders in. Het was er nat, gevolg van de overvloedige neerslag van de afgelopen dagen. Slechts een paar afgewaaide takken verrieden dat het gisteren stevig had gestormd.
|
Vijftig meter verderop zat een buizerd te kluiven, wellicht aan de overblijfselen van de valkenprooi. Een tiental zwarte kraaien en 2 grote mantelmeeuwen kregen van de grote bruine vogel geen kans mee te eten, zij (waarschijnlijk, gelet op het formaat) beet alle aanvallers van zich af. Toen het ging hagelen, vloog de slechtvalk naar het oosten en ik terug naar het zuiden. |