In natuurfilms levert het de fraaiste plaatsjes op: tegen een groene achtergrond komt een grote bruingrijze met wit gekleurde roofpiet aanvliegen, de vogel ziet een plasje water, bidt met z'n poten begerig naar beneden gestrekt en zijn arendsoog tot het uiterste gefocust, ontdekt iets bewegends en duikt met grote snelheid, met gevouwen vleugels en de gestrekte poten vooruit, het water in.
Hij lijkt door het opspattende water kopje onder te gaan, stijgt met moeite door de zware vis die hij heeft gevangen omhoog, schudt het water uit z'n vleugels en gaat op een kale boomtak aan het diner.Eén duik, meteen beet. De camera zoomt in en de prachtige arendskop met felle ogen en scherpe snavel biedt een fantastisch beeldvullend eindplaatje.
De praktijk, op een wat donkere morgen: in de verte komt een roofvogel aanvliegen, inderdaad, het is een visarend, aan de lichte zomen van de dekveren herken je hem als een jonge vogel, hij vliegt wat rondjes tegen een grauwgroene achtergrond, bidt, duikt maar maakt vlak boven het water een doorstart.
Even later weer, nu plonst hij wel in het water, schudt z'n veren maar heeft geen vis. Vijfmaal een nat pak, eveneens vijfmaal de duikvlucht onderbroken, niet eens een klein baarsje, hij vliegt vlak over m'n hoofd over de uitkijktoren bij de Starrevaart naar het noorden, je ziet z'n teleurstelling, niks mooi filmplaatje, een knorrende maag...
Deze visarend lijkt de laatste van vijf of misschien zes 'eendendoders', zoals hun voor mij onverklaarbare bijnaam luidt, die op de reis naar het zuiden hier hun verblijf hebben onderbroken om wat 'op te vetten'. Ook lepelaars doen dat op de Vogelplas, hun aantal wordt minder, vandaag 22.
Verder o.a. 63 zwarte ruiters, 1 groenpootruiter, 1 kleine strandloper, 13 bonte strandlopers, 4 krombekstrandlopers, 3 bontbekplevieren en een vrouwtje rosse stekelstaart. In Stompwijk een boomvalk op een lantaarnpaal, vaak kiezen torenvalken die palen als uitkijkpost, ik had er nog niet eerder een boomvalk op zien zitten.
|
|
In de namiddag nog even naar het Spookverlaat. Het geluk was met me: zelfs twee ijsvogeltjes! Eentje ging op zo'n twintig meter op een tak voor de hut zitten, een ruiend mannetje, die uiteindelijk een voorntje naar binnen slokte dat gezien het formaat van de vogel, genoeg voedsel voor vele uren moet hebben betekend. Slimme vogelaars hebben op een paar meter voor de hut een wilgenteen schuin in de grond boven het water gespietst, het ijsvogeltje kwam er tweemaal kort zitten, mooier kan je deze vogel niet in beeld krijgen.
|