Duizenden kol- en brandganzen, uitgesmeerd over miljarden grassprieten die in hoog tempo naar binnen worden gewerkt. Grazende ganzen, ik kan er uren naar kijken. Al die ganzen schijnen op elkaar te lijken, niets is minder waar. Als je de telescoop erop zet, zie je dat ze onderling verschillen, soms heel sterk. Brandganzen hebben alle schakeringen van grijs, zwart en wit op hun lichaam geplakt gekregen. De een wat meer van dit, de ander wat minder van dat. De wat oudere ganzen hebben gelige koppen, als verweerde zeelui. Bijna elke gans ziet er anders uit, heeft een eigen verenkleed. Ook de kolganzen verschillen vaak sterk van elkaar. Grote of kleine of heldere of vage kollen, dikke of dunne strepen op hun buik met sterk wisselende patronen, de natuur kent geen beperkingen.
Toen ik vandaag zo in de Donkse Laagte in de Alblasserwaard al die ganzen door de telescoop zat te bekijken, vroeg ik me af of die vogels elkaar aan hun lichaamstekening kunnen herkennen. Van onderscheid door geuren en geluiden in de dierenwereld heb ik wel eens gehoord. Er zat bijvoorbeeld een kolgans tussen die zulke opvallend brede borststrepen had, dat zelfs een domme gans hem toch nog zou herkennen? Een onderwerp waarover ik nog eens m'n licht moet gaan opsteken. Overigens, brandganzen zijn echt héél mooi. Deze broedvogels van arctische kusten, die bijna allemaal in ons land overwinteren, zijn zo chic aangekleed, dat ze zo naar het bal kunnen.
|
|
Deze kolgans (Anser albifrons) heeft opvallend brede borststrepen, vergelijk maar eens met de gans zonder kop (en vrijwel zonder strepen) rechts. Op de achtergrond wat brandganzen.
Boven de ganzen zong een veldleeuwerik het hoogste lied, als bewijs dat de winter van 2002 al eind januari, met zo'n 12 graden, voorbij is. Of tart ik nu de weergoden? In het Alblasserbos was het nog winters stil. Heel weinig vogels. Dat mezen nieuwsgierig zijn, wist ik wel, maar de brutaaltjes van vandaag.... Ik had me verdekt en stilletjes opgesteld toen een koolmees me vanaf zo'n dertig meter zag en alarm sloeg. Van tak tot tak vliegend kwam het vogeltje dichterbij, steeds liet hij z'n alarmroep horen. Z'n partner - of zou het vrouwtje de nieuwsgierige geweest zijn? - volgde gedwee. Tot op nauwelijks een meter afstand van m'n hoofd kwam de mees me bekijken. Toen hij merkte dat ik geen pinda was, stopte de vogel met alarmeren en vlogen ze beide rustig van struik naar struik verder. In de Polder Zuidzijde-Hofwegen (Bleskensgraaf) drie kleine groepjes kleine zwanen, in totaal 32 (29+3).
|