Auteur Uitgave Vogelserie Atlas Contact |
De ooievaar In vroeger eeuwen was de ooievaar, het symbool van geboorte, van een nieuw begin, een zeer talrijke vogel, ook in ons land. Na 1900 begon de achteruitgang, in 1982 broedde het laatste wilde paartje ooievaars in Grafhorst bij de IJssel. Oorzaken: toegenomen industrie, jacht, gevaarlijke trekroutes maar vooral de teloorgang van het boerenland als gevolg van moderne landbouwmethodes en het gebruik van dodelijke pesticides. Vlak bij mijn woonplaats(en) in de Alblasserwaard werd in 1969 in Groot-Ammers Het Liesveld opgericht. In het Ooievaarsdorp werd naar Zwitsers voorbeeld begonnen met de herintroductie van de ooievaar. Ik ben daar diverse keren geweest. Het was een bijzonder gezicht die grote statige vogels achter netten of geleewiekt te zien rondstappen. Maar het project bleek een succes: vorig jaar herbergde ons land meer dan vijftienhonderd verwilderde broedparen. Is er onderscheid tussen wild en verwilderd? Het is voer voor discussie tussen biologen. Trouwens, er zijn ook heel wat aanvaringen tussen boeren en weidevogelbeschermers over het ‘hoge’ aantal ooievaars, een gevolg van intensieve fokkerij op uiteindelijk dertien ooievaarsstations alsmede het bijvoeren door particulieren. Al die ooievaars lusten ook graag eieren en jonge weidevogels, is het verwijt. Ooievaars zijn weliswaar geen actieve jagers op weidevogels, maar eieren en nog niet vliegvlugge en zieke jonge vogels gaan even makkelijk naar binnen als insecten en kikkers. Voorstanders wijzen erop dat in de maaginhoud van ooievaars niet vaak jonge weidevogels worden gevonden. Ooievaars hebben een geschiedenis die teruggaat tot de oudheid. Het is één van de uitvoerigst gedocumenteerde soorten. Kester Freriks is diep in de historie van de ‘klepperaar’ gedoken en heeft uit al die gegevens, en uit eigen waarnemingen samen met zijn Catherine vanuit hun Friese huis langs de Scheene, het boeiende levensverhaal van de ‘odevare’ opgeschreven. In het verleden een bijna ontelbare vogel. Martinus Schoockius schreef in 1660 ‘dat een ontzaglijk groot aantal ooievaars ’s zomers in onze dorpen op de schoorstenen van de huizen zijn nesten bouwt’. Jan Floris Martinet berichtte rond 1778 dat in de Betuwe ‘zulke eene grote menigte komt nestelen en broeien, dat in veele dorpen elk huys bijna eenen nest heeft’. In steden waren ooievaars zelfs ‘gemeenteambtenaren’: in Amsterdam, Leiden, Den Haag en Haarlem hielden vliegloos gemaakte uivers de vismarkten schoon. De stadsooievaars liepen tussen de mensen op de markt rond en vraten het afval op. Den Haag heeft een ooievaar zelfs als stadswapen. De eerste afbeelding daarvan dateert uit 1541. Zo schetst Freriks in zijn bekende aangename schrijfstijl een compleet en intrigerend beeld van de eibert (de ooievaar heeft vele namen), van voorspoed en tegenspoed, over broed- en trekgedrag, over hoe mensen met deze vogels omgaan. En over de ongewisse toekomst van deze en andere Afrikagangers, mede als gevolg van trekroutes die sterk aan verandering onderhevig zijn (beschikbaarheid voedsel) en door onzekere ontwikkelingen rond virussen als vogelgriep. AdG, 11 juli 2023
|
De ooievaar
|